Het trainingsprogramma dient tenminste 12 weken gevolgd te worden. Het trainingsprincipe van gepolariseerd trainen staat centraal bij het programma voor patiëntprofielen 2 en 3, waarbij 80% laag intensief en 20% hoog intensief wordt getraind.
Het gaat hier om patiënten die nog zo laag belastbaar zijn, dat ze niet volledig ADL-zelfstandig zijn, zoals patiënten die recent uit het ziekenhuis ontslagen zijn. Bij de patiënt die laag belastbaar is, wordt functioneel trainen aanbevolen. Belangrijk is dat de patiënt dagelijks traint gericht op zijn/haar hulpvraag en algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en daarbij voldoende rust neemt. De patiënt traint de meeste dagen zelfstandig en bij voorkeur 2x per week onder begeleiding van de fysiotherapeut. De training kan plaatsvinden in de thuisomgeving van de patiënt of in de fysiotherapiepraktijk. De Borg RPE (1-10) is uitermate geschikt om de trainingsintensiteit in deze fase te monitoren, waarbij een maximale score van 4/10 wordt aangehouden. Opbouw van de activiteiten, de intensiteit en de frequentie vindt plaats op basis van de Borgscore.
Rustperiodes zijn net zo belangrijk als periodes waarin getraind wordt. Dit geldt voor het gehele trainingsprogramma van de patiënt. De fysiotherapeut dient goed uit te vragen of de patiënt voldoende rust tussen de oefeningen en na de training(en).
De matig belastbare patiënt traint bij voorkeur drie keer in de week, waarvan tenminste één keer onder supervisie van de fysiotherapeut. Trainingen duren tussen de 20 en 60 minuten en bestaan uit een combinatie van duur- en krachttraining. Hierbij wordt de hoog intensieve training (20%) uitgevoerd. Zo kan de veiligheid van de patiënt worden gewaarborgd, omdat deze sessies vaak als zwaar worden ervaren. De overige trainingen die thuis plaatsvinden worden op een lage intensiteit uitgevoerd (80%). De patiënt traint op basis van zijn/haar hartslagzones die hij/zij zelf kan monitoren met de Polar.
Opbouw: De matig belastbare patiënt zal bij aanvang niet lang aaneengesloten zonder pauzes kunnen trainen. Aanvankelijk wordt het daarom aanbevolen om gebruik te maken van kortere intervallen, bijvoorbeeld 3 x 5 minuten fietsen in Duurzone 1 (D1) tijdens laag intensieve trainingen, gevolgd door 5 minuten krachttraining. Opbouw vindt plaats door gaandeweg de duur van de intervallen te vergroten en/of de rustpauze en het aantal intervallen te verkleinen. Een voorbeeld van de opbouw van het trainingsprogramma staat in de voorbeeldschema’s weergeven. Het doel is om in ca. 8 weken toe te werken naar 60 minuten aangesloten fietsen in zones D1. Afhankelijk van de patiënt kan dit doel eerder of later worden bereikt. Wanneer het doel is bereikt, dan zal er opnieuw een CPET worden uitgevoerd, om de FITT factoren van het trainingsprogramma te bepalen en een nieuw vervolg schema op te stellen.
Duur: Bij de duurtraining wordt er gekeken naar de hartslagzones van de patiënt. De hartslagzones worden berekend met behulp van de CPET. Alle hartslagzones worden vooraf berekend door de sportarts doorgestuurd naar de fysiotherapeuten, die de hartslagzones kunnen verwerken voor hun trainingsprogramma.
Kracht: Aan de hand van de hulpvraag van de patiënt en de spiergroepen waarvoor de 1RM is vastgesteld wordt er gekeken welke spiergroepen training nodig hebben. Aanbevolen wordt om de grote spiergroepen te trainen (borst, rug, benen en schouders). De oefeningen moeten ook thuis en zelfstandig door de patiënt kunnen worden uitgevoerd. De krachttraining sluit aan op het 80% en 20% principe van de duurtraining. In aansluiting op de duurtraining wordt aanbevolen om de laag intensieve krachttrainingssessies (gericht op krachtuithoudingsvermogen) thuis uit te voeren, en de hoog intensieve sessie onder supervisie van de fysiotherapeut uit te voeren.
Zelfstandig trainen: De patiënt zal de laag intensieve trainingen meestal zelfstandig moeten uitvoeren vanuit het trainingsprogramma die door de fysiotherapeut is gemaakt. Op de dagen dat er geen training is kan de patiënt ook functioneel trainen door de ADL uit te voeren. Het is wel van belang dat er bij de ervaren inspanning van de patiënt tijdens en/of na de functionele training een maximale score van 4/10 wordt aangehouden. Opbouw van de activiteiten, de intensiteit en de frequentie vindt plaats op basis van de Borgscore.
Rust: rustperiodes zijn net zo belangrijk als periodes waarin getraind wordt. Dit geldt voor het gehele trainingsprogramma van de patiënt. De fysiotherapeut dient goed uit te vragen of de patiënt voldoende rust tussen de oefeningen en na de training(en).
De goed belastbare patiënt traint bij voorkeur drie keer in de week, waarvan tenminste één keer onder supervisie van de fysiotherapeut. De trainingen bestaan uit een combinatie van kracht- en duurtraining en duren 60 tot 90 minuten. De trainingstijd kan op de individuele patiënt afgestemd worden: de duur van 60-90 minuten is een richtlijn, maar mag niet als extra druk door de patiënt worden ervaren en geen belemmering vormen. De training onder supervisie is de hoog intensieve training. Zo kan de veiligheid van de patiënt worden gewaarborgd, omdat de sessies vaak als zwaar worden ervaren. De overige trainingen die thuis plaatsvinden worden op een lage intensiteit uitgevoerd. De patiënt traint op basis van zijn/haar hartslagzones.
Opbouw: De goed belastbare patiënt zal een langere tijd aaneengesloten kunnen trainen. De patiënt kan minimaal 60 minuten aaneengesloten op hartslagzone van duur 1 fietsen. Ook de krachttraining kan intensiever met meer herhalingen, meer gewicht en/of een langere duur worden uitgevoerd. Een voorbeeld van de opbouw van het trainingsprogramma staat in de bijlage weergegeven. Op den duur kunnen de oefeningen makkelijker worden voor de patiënt. Wanneer zijn/haar doel is bereikt, kan er opnieuw een CPET worden uitgevoerd, zodat er nieuwe hartslagzones kunnen worden vastgesteld waarbinnen getraind kan worden, en het trainingsprogramma aangepast kan worden.
Duur: Voor goed belastbare patiënt geldt dezelfde instructie als bij de matig belastbare patiënt.
Kracht: Voor de goed belastbare patiënt geldt dezelfde instructie als bij de matig belastbare patiënt over welke spiergroepen er moeten worden getraind. De krachttraining duurt maximaal 30 minuten. Dit geldt zowel bij de laag intensieve als bij de hoog intensieve training. Het aantal herhalingen en gewicht kan hoger zijn dan bij de matig belastbare patiënt, maar hierbij is het van belang om te kijken naar de hulpvraag en de belastbaarheid van de patiënt. In tabel 5 wordt de krachttraining beschreven.
Zelfstandig trainen: De patiënt zal de laag intensieve trainingen meestal zelfstandig moeten uitvoeren vanuit het trainingsprogramma die door de fysiotherapeut is gemaakt. Op de dagen dat er geen training is kan de patiënt ook functioneel trainen door de ADL uit te voeren. Het is wel van belang dat er bij de ervaren inspanning van de patiënt tijdens en/of na de functionele training een maximale score van 4/10 wordt aangehouden. Opbouw van de activiteiten, de intensiteit en de frequentie vindt plaats op basis van de Borgscore.
Rust: rustperiodes zijn net zo belangrijk als periodes waarin getraind wordt. Dit geldt voor het gehele trainingsprogramma van de patiënt. De fysiotherapeut dient goed uit te vragen of de patiënt voldoende rust tussen de oefeningen en na de training(en).