In 2019 publiceerden Nicolás Martínez-Velilla en collega’s deze belangrijke studie in JAMA. De onderzoeksvraag was: Kan de functionele en cognitieve achteruitgang door een acute ziekenhuisopname van oudere volwassenen worden teruggedraaid?

Bevindingen in het kort:

Deze gerandomiseerde klinische studie met 370 oudere ziekenhuispatiënten laat zien dat de voorgeschreven beweeginterventie significante voordelen bood in vergelijking met de gebruikelijke zorg. Bij ontslag waren er significante verschillen voor zowel functionele onafhankelijkheid als cognitief niveau en kwaliteit van leven tussen interventie en controlegroep.

Een geïndividualiseerd, multicomponent oefenprogramma bleek veilig en effectief om de functionele achteruitgang geassocieerd met acute ziekenhuisopname bij hoogbejaarde patiënten om te keren.

Achtergrond

Functionele achteruitgang komt veel voor bij oudere patiënten die acuut in het ziekenhuis zijn opgenomen. Oefeningen en vroege revalidatie tijdens opname in het ziekenhuis kunnen functionele en cognitieve achteruitgang bij oudere patiënten voorkomen.

Doel

Het evalueren van de effecten van een innovatieve multicomponent oefeninterventie op de functionele status van deze patiëntenpopulatie.

Onderzoeksopzet

Een gerandomiseerd klinisch onderzoek werd uitgevoerd op een acute zorgafdeling van een ziekenhuis in Navarra (Spanje) van 2015 tot 2017. 370 hoogbejaarde patiënten (75 jaar en ouder) werden willekeurig toegewezen aan een oefen- of controle (gebruikelijke-zorg) interventie.

Interventie

De ziekenhuisinterventie omvatte individuele weerstands-, evenwichts- en loopoefeningen van matige intensiteit (2 sessies per dag). Deze sessies duurden 20 minuten in de ochtend en avond gedurende 5 tot 7 opeenvolgende dagen (inclusief het weekend). Een ervaren fitnessspecialist met een grondige opleiding in veilige behandelingstechnieken voor patiënten hield toezicht op de sessies van elke patiënt en gaf instructies en aanmoediging. Een sessie werd als voltooid beschouwd wanneer 90% of meer van de geprogrammeerde oefeningen met succes werden uitgevoerd.

De ochtendsessies bestonden uit progressieve weerstands-, evenwichts- en looptrainingsoefeningen. De weerstandsoefeningen werden afgestemd op de functionele capaciteit van de persoon met behulp van machines met variabele weerstandstraining, gericht op 2 tot 3 sets van 8 tot 10 herhalingen met een belasting gelijk aan 30% tot 60% van 1 RM. De deelnemers voerden 3 oefeningen uit waarbij vooral de spieren van de onderste ledematen betrokken waren (hurkzit vanuit een stoel, legpress en bilaterale knie-extensie) en 1 oefening waarbij de spieren van het bovenlichaam betrokken waren (zittend bankdrukken [op de borst]) (Video 1). Zij werden gemotiveerd om de oefeningen op een hoge snelheid uit te voeren om de spierkrachtoutput te optimaliseren, en er werd op toegezien dat de oefening correct werd uitgevoerd.

Balans- en loopoefeningen werden geleidelijk in moeilijkheidsgraad opgevoerd en omvatten het volgende: semi-tandemvoetstand, wandelen op een lijn, stapoefeningen, lopen met kleine hindernissen, evenwichtsoefeningen op onstabiele oppervlakken (volgorde met schuimkussens), veranderen van de steunbasis, en gewicht verplaatsen van één been naar het andere (video 3). De avondsessie bestond uit functionele oefeningen zonder begeleiding met lichte belasting (d.w.z. enkelbanden van 0,5 tot 1 kg en knijpbal), zoals knie-extensie en -flexie, heupabductie, en dagelijks wandelen in de gang van de acute zorgafdeling met een duur gebaseerd op de klinische fysieke oefengids Vivifrail (Video 2).

Metingen / eindpunten

Zodra de behandelend arts van mening was dat de patiënt kon meedoen aan het onderzoek werden de volgende eindpunten beoordeeld en werd de interventie gestart. De eindpunten werden ook beoordeeld op de dag van ontslag.

Het primaire eindpunt was de verandering in functionele capaciteit vanaf het begin van de interventie tot ontslag uit het ziekenhuis, beoordeeld met de Short Physical Performance Battery (SPPB), die evenwicht, loopsnelheid en beenkracht combineert in één score op een schaal van 0 (slechtste) tot 12 (beste) en de Barthel Index vanaf 2 weken voor de opname tot ontslag uit het ziekenhuis. Een klinisch relevante verandering is gedefinieerd als een verbetering van 1 punt voor de SPPB en 5 punten voor de Barthel Index.

Secundaire eindpunten waren veranderingen in cognitieve capaciteit, depressie, kwaliteit van leven, handknijpkracht, ontwikkeling van een delier, lengte van verblijf in het ziekenhuis, heropname en mortaliteit 3 maanden na ontslag.

Resultaten

De mediane duur van de interventie was 5 dagen, met gemiddelde 5±1 ochtend- en 4±1 avondsessies per patiënt. Er werden geen nadelige effecten waargenomen bij de interventie. Het oefeninterventieprogramma leverde aanzienlijke voordelen op ten opzichte van de gebruikelijke zorg. Bij ontslag vertoonde de oefengroep een op de SPPB gemiddelde toename van 2,2 punten (95% CI, 1,7-2,6 punten) en 6,9 punten (95% CI, 4,4-9,5 punten) op de Barthel Index ten opzichte van de gebruikelijke-zorggroep. Ziekenhuisopname leidde tot een verslechtering van de functionele capaciteit in de gebruikelijke-zorg groep, terwijl de oefeninterventie deze trend omkeerde. 

Er waren ook significante verschillen tussen de groepen op alle secundaire eindpunten met betrekking tot cognitieve status (Mini-Mental State Examination), depressie (Geriatric Depression Scale), kwaliteit van leven (visuele analoge schaal van de EQ-5D), en handknijpkracht (alle P ≤ .001). Er waren geen significante verschillen tussen de groepen op de rest van de secundaire uitkomsten; incident delier (P > .10), duur van de ziekenhuisopname, aantal patiënten met 1 of meer valincidenten tijdens de ziekenhuisopname, 3-maanden heropname en mortaliteit.

Conclusies

De oefeninterventie bleek veilig en effectief te zijn om de functionele achteruitgang geassocieerd met acute ziekenhuisopname bij hoogbejaarde patiënten te keren.

Laat je reactie hieronder achter!