Behandeling van obesitas bij oudere personen
Woensdag 12 januari 2022 promoveerde Amely Verreijen, onderzoeker en docent aan de Hogeschool van Amsterdam, aan de Vrije Universiteit. Op deze pagina geeft ze een weergave van de belangrijkste resultaten en de vertaling van deze resultaten naar de praktijk.

Waarom dit onderwerp?
Nederland en ook andere westerse landen zijn aan het vergrijzen. De prevalentie van ernstig overgewicht, ofwel obesitas, is hoog onder ouderen. Er zijn dus veel ouderen met obesitas.
In de praktijk is men terughoudend met het adviseren van gewichtsverlies bij ouderen vanwege de mogelijke risico’s.
Voordelen van gewichtsverlies
Voordelen van gewichtsverlies zijn:
- Een lager risico op chronische ziekten, of het verminderen van de ernst ervan.
- Verbetering van het lichamelijk functioneren
- Een kleinere kans op vroegtijdig overlijden.
- Verbetering van de kwaliteit van leven.
Nadelen van gewichtsverlies
Daar tegenover staat dat gewichtsverlies vaak leidt tot een vermindering van de spiermassa, een vermindering van de spierkracht, een daling van de botmineraaldichtheid en lijkt gewichtsverlies een hoger risico op botbreuken te veroorzaken.


Er is meer kennis nodig om de behandeling van ouderen met obesitas te optimaliseren waarin deze risico’s geminimaliseerd worden. Dat was de focus van dit promotietraject. In dit traject stonden deze 4 onderwerpen centraal:
- Wat is de energiebehoefte van ouderen met obesitas (hoe kunnen we dat zo goed mogelijk schatten)?
- Wat is een optimale eiwitinname voor ouderen?
- Hoe kunnen we de spiermassa tijdens een periode van gewichtsverlies zoveel mogelijk behouden?
- Hoe ziet een optimale behandeling eruit op basis van alles wat nu in de literatuur beschreven staat?
Wat is de energiebehoefte?
Als je weet hoeveel energie iemand nodig heeft, dan kun je daar met het voedingsadvies onder gaan zitten in kilocalorieen, wat resulteert in gewichtsverlies. In de diëtetiekpraktijk worden vaak formules gebruikt om de energiebehoefte van ouderen te schatten om op basis daarvan een voedingsadvies op te stellen. Maar hoe goed doen die formules het eigenlijk?
We hebben uit de literatuur 41 formules voor het schatten van de energieverbruik in rust geselecteerd, en deze vergeleken met de werkelijke gemeten waarde voor energieverbruik in rust, met een indirecte calorimeter. We hebben dit onderzocht in ruim 300 ouderen met obesitas, bestaande uit een Nederlandse, Belgische en een Amerikaanse subpopulatie.


Uit dit onderzoek bleek dat er geen enkele formule geschikt was voor de volledige populatie. De meest accurate formule schatte 61% van de mensen goed, maar dus ook 39% van de mensen niet goed. Voor de verschillende subpopulaties die in die dit onderzoek onderzocht zijn bleken vaak andere formules de meest geschikte te zijn voor die subpopulatie. Bij de Nederlandse populatie kon bijvoorbeeld 71% goed geschat worden met de aangepaste Harris & Benedict formule uit 1984, en dit is een bevestiging van wat de praktijk in Nederland al vaak gebruikt. Over het algemeen best een hoog percentage goede schattingen, maar toch ook nog zo’n 20-30% van de ouderen die niet goed geschat kon worden. Monitoring van gewichtsverlies is dan ook erg belangrijk.
Wat is de eiwitbehoefte?
Om te kijken wat het verband is tussen eiwitinname en verandering in de spier van oudere mensen hebben we met behulp van een Amerikaanse dataset van de Health ABC study onderzoek gedaan naar de samenhang tussen eiwitinname en verandering in dijbeenspieroppervlak met een CT scan. Na jaar 1 en na 6 jaar is de oppervlakte van de dijbeenspier gemeten bij ruim 1500 mensen, en na 2 jaar is nagevraagd hoe ze het afgelopen jaar gegeten hebben met een voedselfrequentievragenlijst, waarmee we de eiwitinname geschat hebben.


Op deze sheet zie je de resultaten. Op de X as staan de groepen van eiwitinname weergegeven, waarbij 1 staat voor de laagste eiwitinname, en 5 voor de hoogste eiwitinname. Op de y-as zie je de verandering in dijbeenspieroppervlakte in vierkante centimeters. De ouderen zijn in vijf jaar tijd zo’n 10 cm2 dijbeenspieroppervlak verloren. Je ziet hier geen verband tussen de eiwitinname en de verandering in dijbeenspieroppervlak. De conclusie is dan ook dat er geen verband is tussen de eiwitinname en de verandering in dijbeenspieroppervlak.
Hoe behouden we de spieren?
Het hart van dit promotieonderzoek zijn de twee interventiestudies naar het behoud van spiermassa tijdens gewichtsverlies. De eerste studie is de Musle preservation study
In deze studie hebben we onderzocht of een wei-eiwit (met toegevoegd leucine en vitamine D) helpt om spiermassaverlies tegen te gaan tijdens een periode van gewichtsverlies. Hiertoe hebben we 80 ouderen drie keer per week laten krachttrainen, en hebben we een energiebeperkt dieet voorgeschreven. De ene helft van de ouderen werd op basis van toeval ingedeeld in de groep die het wei-eiwit supplement kreeg tien keer per week, en de andere helft werd op basis van toeval ingedeeld in de groep die het controle supplement kreeg met evenveel energie, maar dan zonder eiwit, het leucine en vitamine D, maar met meer koolhydraten.


Uit deze studie bleek dat mensen die het wei-eiwitsupplement kregen tijdens gewichtsverlies de spiermassa behielden in vergelijking met de mensen die het controlesupplement kregen. Dat verschil bedroeg bijna 1 kg spier. Uit deze studie bleek dus dat het wei-eiwit supplement bijdroeg aan spiermassabehoud gedurende een periode van gewichtsverlies met krachttraining bij ouderen met obesitas.
De tweede interventiestudie die we gedaan hebben was de Welprex studie. Welprex staat hier voor weight loss with protein and exercise. In deze studie werden 100 mensen op basis van toeval ingedeeld in één van deze vier groepen: een energiebeperkt controle dieet, een energiebeperkt eiwitrijk dieet, het controledieet met training, of zowel een eiwitrijk dieet als training. Deze studie duurde 10 weken en we hebben voor en na afloop van de studie het gewicht, de hoeveelheid vetmassa, en de hoeveelheid vetvrije massa, waaronder spier, gemeten.


Allereerst een opmerking die goed is om te weten. De groepen die het eiwitrijke dieet kregen, aten wat minder eiwit dat geadviseerd. De groepen die het normale dieet kregen, aten wat meer eiwit dan geadviseerd. Het verschil was uiteindelijk een stuk kleiner dan vooraf beoogd, en bedroeg ongeveer 16 gram. We vonden ook geen effect van eiwit, training of de combinatie op de verandering in lichaamsgewicht, vetmassa en vetvrije massa. Alleen de combinatiegroep nam significant toe in vetvrije massa.
Naar de praktijk
Tot slot hebben we een samenvatting van de wetenschappelijke literatuur gemaakt over voedings- en trainingsadviezen om sarcopene obesitas te voorkomen. Dat is de combinatie van ernstig overgewicht en lage spiermassa, spierkracht en/of spierfunctie. De adviezen die hieruit komen liggen in lijn met de conclusies uit de studies binnen dit proefschrift. In deze afbeelding staat de belangrijkste boodschap die we hebben voor de diëtetiekpraktijk voor de behandeling van obesitas bij ouderen.
Hartelijk dank voor je aandacht.
